Rampen in de geschiedenis van Ede

Oorlogen van de hertog van Gelre

Vooral 1421 was een berucht jaar. Er was toen oorlog tussen Reinoud van Gelre en de 78-jarige bisschop van Utrecht, Frederik van Blankenheim. De Utrechtse benden onder aanvoering van de oude kerkvorst drongen met 6000 voetknechten en 500 ruiters de Veluwe binnen en plunderden en verbrandden vele dorpen. De kerk en toren van Ede, die voor korte tijd in gebruik waren en vele woningen werden in de as gelegd. Drie jaar lag alles nog in puin. Toen begon men met de herbouw. Om de kosten te dekken werd een flinke hoofdelijke omslag geheven onder de bewoners van de buurt Ede-Veldhuizen.

Gedurende de rooftochten waren de landlieden van huis en hof verdreven, de landerijen waren woest en de oogsten vernield. De korenprijs steeg daardoor enorm en er heerste bittere armoede. Daarbij kwam nog de zware pestziekte de bevolking decimeren. Tussen 1350 en 1500 zijn minstens 23 jaren bekend waarin de pest vele slachtoffers heeft gemaakt. En na 1500 nog vele anderen.

In 1467 was het weer mis. De hertog van Kleef en de hertog van Gelre waren in Oorlog. De Kleefsen hadden een aanval op Wageningen gepland en omdat onverhoeds te kunnen doen trokken ze in een wijde boog om de Veluwe. Ze kwamen op 9 december in Ede. De boeren waren op hun hoede en weerden zich geducht. Uiteindelijk trokken ze zich terug op het kerkhof, wat in die tijd nog een vrijplaats was. Daar kon geen vijand iemand meer leed doen.

Tachtigjarige Oorlog

De tachtigjarige oorlog woedde in deze streken in alle hevigheid. Bijna de gehele Veluwe werd verwoest. De jaren na 1581 zijn voor de Edese bevolking wellicht de zwaarste geweest die ze ooit te verduren heeft gehad. In 1581 naderde een Spaanse strafexpeditie het dorp om de inwoners te straffen voor hun ketterijen. Alles wat vluchten kon vluchtte naar het westen. Eerbied voor de vrijheid die het Kerkhof eerder bood kenden de Spanjaarden niet. Vele boeren keerden nooit meer terug, waar ze zijn gebleven is niet bekend. Wat in die tijd van het dorp overgebleven was, zal niet veel bijzonders geweest zijn. Geplunderd en geroofd werd er verschrikkelijk, geen akker werd er dat jaar verbouwd, geen verbrand huis hersteld.

Waren de Spaanse benden niet op expeditie, maar alleen in hun kwartieren op de Veluwe in garnizoen, dan hadden de boeren toch nog veel van hen te lijden. De soldaten roofden naar hartenlust en ook de aanvoerders eisten vaak een hoge "bijdrage" van de boeren.

Zelfs toen in 1589 Gelderland de zijde van de prins had gekozen klaagden de Staten dat "onze krijgslieden zich aanstelden, alsof het land hun tot een roof was gegeven en zij soldij trokken om het land te verwoesten en de onderdanen te kwellen en alles tot uiterste ruïne te brengen, erger dan de vijand zelf".

Het klaaglied van de Hollandse boeren was ook dat van de Veluwe:

  • De Spanjaard wil ons henken (hangen), als wij den Geus bijstaan
  • De Geus wil ons krenken, als wij bij de Spanjaarden gaan.
  • Wij hebben aan geen kanten vreê
  • Wij zouden wel gaarne houden stee
  • En melken onze koe
  • Den boer, de boer, den schamelen boer,
  • Dat krijgen is hij moe
  • Ons huizen men afbranden
  • Al boven onze hoofd
  • Wij verliezen geld en panden
  • Wij worden heel beroofd
  • Och, mochtet gaan naar onze zin
  • Wij namen wel een luttel min (met minder genoegen)
  • Dit kruis valt ons te zuur
  • Den boer, den boer heeft kwaad avontuur.

Na 1590 wordt de toestand langzamerhand beter. De Spanjaarden en hun hulptroepen zijn van de Veluwe verdwenen en de eigen troepen naar elders overgebracht. De rust is voorlopig wedergekeerd, het volk komt terug en kan met de wederopbouw beginnen.

In 1624 was de winter streng en de rivieren vroren dicht. De Spanjaarden maakten hier gebruik van door de IJssel over te steken. Op 18 februari 1624 kwam het Spaanse leger voor Arnhem en trok dezelfde dag door naar Ede, In Ede en Veldhuizen werd vreselijk huisgehouden. Men dringt woningen binnen slaat kisten en kasten open en neemt wat men waard vindt. De dorpelingen werden op schandelijke wijze mishandeld en gedwongen de plaatsen te wijzen waar kostbaarheden verborgen zijn. Als men eindelijk genoeg heeft gestolen en vernield heeft worden de woningen vaak in brand gestoken en wordt elders nieuwe buit gezocht. Kasteel Kernhem wordt eveneens binnengedrongen en geplunderd.

Als het eindelijk avond is geworden liggen zestien woningen in Ede en zeven boerderijen op Veldhuizen in de as. De woestelingen slaan op de vlucht als ze de tonen van het Wilhelmus horen. Ze meenden dat er een staatsleger aankwam. Het bleek een jager uit Bennekom die door de bossen dwaalde en de zonderlinge inval kreeg om eens het Wilhelmus te gaan blazen.

Vijf jaar later (1629) trok nogmaals een Spaans leger de Veluwe binnen, bijgestaan door een Duits leger. Het was ditmaal te doen om Prins Hendrik te dwingen het beleg van Den Bosch op te breken. Met in gedachten de plunderingen van 5 jaar eerder, trachtten de dorpelingen met geld de brandstichting en de plundering af t e kopen. Het vaatte echter niet en opnieuw werd Ede verwoest Vooral het dorp Wolfhees moest het ontgelden. Het werd met kerk en al in de as gelegd.

Zeventiende en achtiende eeuw

In het late najaar van 1635 sloeg bij zwaar onweer de bliksem in de toren. Dit had rampzalige gevlogen. De toren brandde geheel uit, de spits viel op het kerkdak eb een groot deel van de kerk ging in vlammen op. Ofschoon de dorpers en de buurters elkaar krachtig hadden bijgestaan om te redden wat er te redden was, het einde werd een troosteloze ruïne. De kerk werd slechts gedeeltelijk herbouwd. De noordelijke zijbeuk werd niet hersteld.

In 1672 (het rampjaar) bezetten de Fransen het dorp. Het waren weliswaar niet zulke woestelingen als de Spanjaarden. Van plunderingen en brandstichten leest men niets. Maar wel werd van de bevolking voedsel en geld geëist.

Het jaar 1684 was droog en heet. Alles was kurkdroog zodat de brand van 1684 ontzettende gevolgen had. Bovendien stond er een straffe wind die het blussen zeer bemoeilijkte. Vier-entwintig huizen, inclusief de kosterie en de pastorie werden in de as gelegd. Vanaf de kosterie aan de Groote Straat tot aan de Molenstraat, bij de tegenwoordige spoorlijn werd alles in de as gelegd.

In 1783 heerste op de Veluwe een gevaarlijk ziekte, de dysenteria epidemica. Zij sleepten honderden mensen ten grave. In Ede dat toen een bevolking van ongeveer 600 zielen had, waren gedurende drie maanden van de 296 lijders er 108 gestorven.

Negentiende eeuw

In 1838 werd het dorp opnieuw getroffen door een grote brand. Hoeveel wonignen toen zijn verwoest is niet bekend.

De winter van 1854-1855 was een echte "ouderwetse" winter. Er was veel sneeuwval; in de bergen en strenge vorst. Begin maart was de toestand kritiek. Wekenlang hoog water, kruien van ijs, dan weer vast ijs tot 45 c,m dik, hadden de dijken zwaar aangetast. Toen er weer veel water uit de bergen kwam en het ijs in de rivieren brak en opstuwde braken de dijken. Eerst in boven Wezel (Duitsland) en vervolgens in snel tempo stonden de IJssellanden, de Neder-Betuwe, de Tielerwaard, het land van Maas en Waal en de Gelderse Vallei onder water.

De doorbraak van de Grebbedijk zette een groot gedeelte van de gemeente Ede onder water. De mensen uit de lager gelegen delen van de vallei moesten vluchten. Zij kregen door toedoen van dominee Brouwer onder andere onderdak in de kerk. In Barneveld werden zo'n tweehonderd mensen opgevangen en verzorgd. Het was in 144 jaar niet voorgekomen dat de Grebbedijk bezweken was.

Er was weer een grote dorpsbrand op 1 april 1850. 34 gezinnen (135 mensen) werden dakloos. Twintig huizen en enkele hooibergen werden verwoest. Door een collecte konden velen voor een groot gedeelte schadeloos worden gesteld

Otterlo werd in 1899 door brand geteisterd. Vier woonhuizen en twee hooibergen gingen verloren. 31 mensen waren dakloos.

De eerste wereldoorlog

In de eerste wereldoorlog was Nederland neutraal en had relatief weinig van het oorlogsgeweld te lijden. Wel waren er veel vluchtelingen. In 1915 waren er veel Belgen die het oorlogsgeweld in eigen land ontvluchtten en vooral via Zeeuws-Vlaanderen naar het neutrale Nederland wisten te ontkomen. Het waren er duizenden en ze werden in vluchtelingenkampen opgevangen. In Ede werd het Vluchtoord Ede ingericht, een kamp waar circa 4000 Belgen tussen 1915 en 1918 gehuisvest waren. Ze woonden in houten huizen op de Ginkelse heide met onder ander een kerk, een postkantoor, scholen en een ziekenhuisje. Volgens de verhalen werd deze enorme groep 'asielzoekers' met open armen ontvangen.

De tweede wereldoorlog

Toen in mei 1940 de Duitse troepen Nederland binnentrokken werd er bij de grebbenlinie en ook in de gemeente Ede bij Gelders Veenendaal, De Klomp en Ederveen zwaar gevochten. De inwoners van Gelders Veenendaal en De Klomp werden geëvacueerd; in Ederveen vielen zes burgerslachtoffers. In totaal vielen er in de gemeente Ede 20 burgerslachtoffers als gevolg van het oorlogsgeweld.

Aan de Nederlandse kust werden in 1943 verdedigingswerken aangelegd en een groot deel van de kustbewoners geëvacueerd. In de gemeente Ede kwamen zo'n 1100 evacuees uit Den Haag en omgeving terecht. Ze werden ondergebracht bij particulieren, in een paar leegstaande woningen en in de schuren van boerderijen. Het aantal evacuees nam gestaag toe. De situatie verergerde na het offensief van de geallieerden die als operatie "Market Garden" te boek staat. Geallieerde bommenwerpers bestookten het station, de kazernes en de AKU fabriek. Afzwaaiers richtten enorme schade aan en vernielden woningen. Zo'n zestig mensen werden gedood.

Steden als Arnhem en Wageningen werden in de week na de eerste aanvallen ontruimd en een groot deel van de inwoners vluchtte in de richting van de gemeente Ede, waar ze in boerderijen maar bijvoorbeeld ook in het museum in het nationaal park ondergebracht werden. Vanaf oktober 1944 moesten bovendien de meeste inwoners van Bennekom, samen met de daar wonende evacuees hun huizen verlaten. De bevolking van Ede verdubbelde in deze maanden.

Op het einde van de oorlog bleek de helft van de ruim 9000 woningen in de gemeente beschadigd of vernield. Totaal vernield waren 235 woningen, 55 boerderijen, 3 scholen, 1 kerk en 33 bedrijven. Zwaarbeschadigd waren 234 woningen, 20 boerderijen 4 scholen 3 kerken en 39 bedrijven.